maandag 25 mei 2015

Oldeberkoop – Hemrikerverlaat (17 kilometer)

Tweede Pinksterdag is misschien wel een leuke dag om te gaan wandelen, hadden we van tevoren bedacht. Natuurlijk heb je geen invloed op het weer, maar het tijdstip is aan jezelf. Het zou volgens onze berekeningen wel eens rustig lang de route kunnen zijn. Immers, de helft van de Fries bevolking zoemt rond de fiets Elfstedentocht en van de resterende helft slaapt een half deel uit en is de andere 50% naar één of ander kerkelijk buitengebeuren. Dus wordt het, zo is de verwachting althans, een rustig dagje.

Feest van herkenning
Omdat de buren van nummer NJOGGEN het pinksterweekend vrienden uit Zeeland op bezoek hebben en deze gaandeweg tweede pinksterdag weer naar huis vertrekken, starten we de auto’s niet, zoals gewoonlijk, om negen uur maar een half uurtje later. De autoroute wordt, omdat we in noordelijke richting lopen, steeds korter. Maar omdat de start- en finishplaats via binnendoorweggetjes bereikt moet worden, duurt het toch nog wel even eer we op de plaats van bestemming aankomen. De finishauto zetten we bij de sluis van Hemrikerverlaat; een steenworp verwijderd van het huis waar Foekje is opgegroeid. Deze omgeving kent zij als haar spreekwoordelijke broekzak en de tocht van vandaag wordt voor haar een feest van herkenning. Van de sluis rijden we door naar de startplaats bij de Bekhofschans, vlak onder Oldeberkoop.

Picknicken bij Bekhof
Als we daar arriveren is het een kleine drukte van belang. We weten niet precies wat er aan de hand is, maar we krijgen de indruk dat er een familielid wordt uitgestrooid. De stoffelijke resten drijven langzaam op de stroom richting de Bekhofbrug, waar de familie een laatste groet aan de overledene brengt. En eerlijk is eerlijk, er zijn minder geschikte plekken om uitgestrooid te worden.
Onze picknickplek bij de Bekhofschans
We slaan dit alles gade vanaf ons picknickbankje, waar we ons tegoed doen aan koffie en koek. Als de koffie en koeken in onze magen zijn opgenomen, breken we op en starten we de tocht van vandaag.  Het is half elf en er schijnt een waterig zonnetje. Maar de wind komt uit het noorden en het is zeker fris te noemen.

De eerste twee kilometers van de route lopen parallel aan de Linde. Dit gebied dat rond het jaar 1000 nog uit zompige veenmoerassen bestond, is in de eeuwen erna totaal veranderd.  Zo heeft men het riviertje de Linde ontdaan van zijn vele meanders en is het hoogveen afgegraven en afgevoerd. Het landschap bestaat nu uit groene landerijen waar voornamelijk koeien grazen en velden waarin in de zomer mais wordt geteeld.

Rechttoe rechtaan
Het pad langs de Linde is rechttoe rechtaan. Het zonnetje verwarmt de rechterkant van onze lichamen, maar de frisse wind is er verantwoordelijk voor dat de linkerkant koud blijft. Pas als we in wat bosachtige omgeving aankomen wordt het echt aangenaam.
Rechttoe rechtaan langs de Linde
Na ongeveer vier kilometer komen we bij de N351; de weg van Wolvega naar Oosterwolde. We wandelen op een ventweg. Naast ons raast het verkeer aan ons voorbij totdat we net voor Nijeberkoop linksaf slaan en de drukke weg snel achter ons laten. De singel waarop we nu wandelen is bestraat met keien en langs de kanten staan hoge eikenbomen. Rechts van de singel bevindt zich het voetbalveld van Nijeberkoop. Dat het veld al een tijd niet meer voor voetbaldoeleinden wordt gebruikt getuige het kniehoge gras. Slechts de doelpalen herinneren aan tijden dat er nog getrapt werd; hetzij de bal, hetzij de tegenstander.
Een mooie groen singel langs het voetbalveld van Nijeberkoop
Aan het einde van de singel steken we een kruisende weg over en komen weer op onverharde paden. Het bos waardoor we lopen heeft kleine vennetjes waar het heel mooi fotograferen is. Dit gebied, dat bekend staat als het ‘Diakonievene’, was vroeger het bezit van de diaconie van Nijeberkoop. Deze kerkelijke armenzorg vond dat de plaatselijke bevolking van Nijeberkoop ’s winters geen kou moest lijden en stond daarom toe dat het veen hier werd afgegraven. De restanten van de vervening en het graafwerk vormen een grote pingoruïne, waarin duizenden kikkers hun domicilie hebben gekozen. Al van verre horen we het gekwaak van de groene kikvorsen. En natuurlijk proberen we er foto’s van te maken, maar de reptielen springen bij bosjes in het water van de pingo, om daarna tussen de waterplanten onzichtbaar te raken.
Een van die prachtige vennen waar het heel goed fotograferen is
Kijk...... daar wordt een foto gemaakt met een wel heel nieuw fototoestel
De Diaconievene waar veel kikkers kwaken
Bij het parkeerterrein bij de hoofdingang van het voor wandelaars toegankelijke terrein staat een picknickbank. We besluiten om hier koffie te gaan drinken. O ja, en natuurlijk een broodje. Een bomenrij houdt ons uit de wind en het steeds wateriger wordende zonnetje houdt ons op temperatuur.

Sluis numero twee
Na een korte verpozing stappen we op en slaan rechtsaf de Alberdalaan in. Een kilometer verder staan we aan de oevers van het ‘Tjongerkanaal’, de voormalige rivier ‘De Tjonger’; schutsluis numero twee. Hier begint Foekje haar hart sneller te kloppen. Hier liggen de ‘roots’ van haar existentie. In het sluiswachtershuis dat bij de sluis is gebouwd, is haar vader geboren. De Zuidema’s, die van oorsprong skûtsjeskippers waren, hebben twee generaties als sluiswachters gediend. Foekje haar grootvader was sluiswachter op sluis nummer één en twee van de Tjonger. Haar vader zelf is sluiswachter geweest op de ‘Damsluis’ bij Appelscha Boven, de Wijnjeterpersluis en de sluis bij Hemrik, alle drie  gelegen aan de Opsterlandse Compagnonsvaart. Foekje zelf heeft op beide laatste sluizen gewerkt als vakantiekracht en om haar vader te helpen.
Jubbega-Schurega, sluis numero 2
Het Tjongerkanaal is eigenlijk een riviertje, maar het werd in de negentiende eeuw voor de scheepvaart rechtgetrokken. Het water mag niet alleen een rivier of kanaal worden genoemd, het is ook een taalgrens. De Friese taal stopt hier, aan de zuidkant wordt het Stellingwerfs dialect gesproken. Daarom noemen de Friezen het kanaal ‘De Tsjonger’ en wordt hij aan de zuidzijde ‘Kuunder’ genoemd. Van deze taalgrens hebben we ons niets aangetrokken; wij spreken ‘as wi’j onder mekaere bint’ natuurlijk altijd al de Friese taal.
Ook op het dijkje langs het Tjongerkanaal lopen de schaapjes op het droge
Op wie wachten zij? Hint! Wie ontbreekt behalve de fotograaf op deze foto?
Na een kort stukje langs het water gaat de route linksaf, de weilanden in. Kilometers lang lopen we over onverharde paden, met aan onze linkerhand het kraakheldere water van de Tiende Wijk. Het landschap in dit deel van Fryslân is doorsneden met ontzettend veel brede sloten oftewel wijken. Toen in de zestiende eeuw een groeiende behoefte aan brandstoffen en nieuwe cultuurgrond ontstond, ging men over tot grootschalige ontwatering en afgraving van de uitgestrekte hoogvenen ten zuiden van Drachten. Ontsluitingen en afwatering gebeurde door het graven van langgerekte kanalen (Opsterlandse-, Schoterlandse- en Drachtster Compagnonsvaart) met loodrecht daarop zijkanalen of ‘wijken’. Deze wijken waren ook nodig voor het vervoer van de afgegraven turf.
Kinderen vissen in een zoveelste 'wijk'
Tegenwind
De wind is stevig in kracht toegenomen en de route gaat in tegenwindse richting. Bij een stoeterij met een iets te protserig woonhuis. We nemen even tijd om de fratsen van een veulen gade te slaan; hij springt en slaat dat het een lieve lust is. Iets verder komen we op het punt in de route van waar je, via een variant (B), naar Ureterp kunt wandelen. Wij vervolgen de hoofdroute en zullen de variant op een later tijdstip alsnog wandelen.
Een moeder met haar spring in't veld
Boterbloemen doen het goed dit jaar. Ze bloeien overal uitbundig
Het aantal picknickbankjes is, sinds het moment dat we zin hebben in een kopje thee, drastisch afgenomen. We besluiten in een door een hoge bomenrij van wind beschut  weiland te gaan zitten, als we op hetzelfde moment een bankje zien staan. Dat is wel zo gemakkelijk, zeker voor de wandelaars die na het theedrinken weer op de benen moeten worden geholpen. Tineke schenkt heet water in de kopjes en merkt op dat ze maar één soort thee bij zich heeft: Early Grey. Dat geeft niet; buiten Hein zijn alle wandelaars al vroeg grijs.
Een wandelpaadje 
Grijze koppen nippen van een bakkie Early Grey thee (sorry Hein voor deze opmerking)
Foekje heeft voor deze keer bitterkoeken meegebracht. De grote koeken zitten aan elkaar geplakt en moeten met een mes van elkaar los worden gestoken. Jan vraagt zich af waarom bitterkoekjes eigenlijk nooit bitter smaken. De wandelgroep moet hem het antwoord daarop schuldig blijven.
Tineke maakt een foto van haar jongens 
Je zult hierlangs maar moeten wandelen. Erg hoor.....!
In vogelperspectief
We stappen weer op voor de laatste kilometers wind tegen. In een zoveelste wijk heeft een meerkoet een nest gemaakt. Tineke en Jan, met oog voor het kleine, kunnen niet goed zien of er eieren in liggen. Door er in vogelperspectief een foto van te maken stellen ze vast dat er één ei in ligt. De rest van de wandelaars is, door de fotografie, inmiddels met de kopgroep mee. Aan het einde van een lang en recht fietspad komen we bij de Opsterlandse Compagnonsvaart. Het buurtschap Hemrikerverlaat is ontstaan tijdens het graven van de vaart waarin een schutsluis werd gebouwd. Werd de vaart tot voor 30 jaar nog redelijk druk bevaren door vrachtschepen; het is nu alleen nog druk in de zomer door de recreatieve vaarders als onderdeel van de Turfroute tussen Smilde en Gorredijk.
De foto is gemaakt. En er ligt maar één ei in het nest
In 1630 is men bij Gorredijk begonnen met het graven van de Opsterlandse Compagnonsvaart en na 200 jaar had men het eindpunt bereikt. Tussen het begin en eindpunt van de vaart liggen 9 sluizen. Dat komt omdat Appelscha 12 meter hoger ligt dan Gorredijk.
Brug en sluis van Hemrikerverlaar
De finishauto staat nog mooi op dezelfde plek waar we hem ’s ochtends hebben achtergelaten. Na een korte rit staan we weer aan de boorden van de Linde om de startauto op te halen. Een half uurtje later prijken beide Fords naast elkaar weer op de oprit tussen de nummers 7 en njoggen.

En alweer hebben we er een prachtige wandeltocht op zitten.

PS

Het mag de lezer zijn opgevallen dat het hierboven vermelde essay grotendeels een opsomming van feiten en waarnemingen is. De wandelburen kennen inmiddels de vlijmscherpe pen van de auteur en zijn op hun hoede om dingen te doen of opmerkingen te maken die tekstueel tot hilariteit kunnen leiden. Men bedenkt zich over het algemeen eerst een paar keer voordat men tot uitvoer of uitspraak overgaat. Jammer, zal de lezer denken. Maar de auteur ziet het als een uitdaging om de wandelaars in het vervolg te betrappen op fratsen, rariteiten of opmerkelijke uitspraken, waarvan hij dan uiteraard en vanzelfsprekend gewag zal doen.


Geen opmerkingen: