We mogen weer. Na een maand rust te hebben gehad, is het dan
eindelijk weer zover. Privébeslommeringen van beider buren en de tussentijdse
vakantie van de bewoners van nummer ‘njoggen’ naar Zweden hebben de
wandelfrequentie tijdelijk gestagneerd. Maar het wil niet zeggen dat er
afzonderlijk niet tussentijds is gewandeld. De Brouwers hebben het afgelopen
weekend nog een (te) lange tocht gedaan en Jan en Foekje hebben rond hun huis
in Munkfors toch ook een paar flinke toeren gewandeld.
Vandaag staat de etappe naar Oldeberkoop op het programma.
Eigenlijk wandelen we niet naar Oldeberkoop, maar het buurtschapje Bekhof. We
doen Oldeberkoop helemaal niet aan, maar om het voor de volgers van deze weblog
enigszins traceerbaar te laten zijn noemen we de bestemming Oldeberkoop.
Geen kortebroekenweer
Omdat de route in noordelijke richting gaat wordt de afstand
naar start en finish per etappe korter. De zwarte Focus wordt rond half tien op
het zanderige parkeerplaatsje bij de Bekhofbrug geposteerd. Via een binnendoor
weggetje rijden we naar het beginpunt, net ten noordwesten van Wilhelminaoord.
Bij het bankje, dat al eerder als pleisterplaats dienst heeft gedaan, wordt de
rituele ochtendkoffie genuttigd. Het weer is bewolkt en het is ietsjes frisjes.
Kortebroekenweer zal het vandaag niet worden.
Het traditionele 'startbakje' bij de auto |
We starten en wandelen meteen een prachtige laan in die
tussen hoge beuken met, vanwege het voorjaar, lichtgroene bladeren wordt
geleid. We passeren een kleine, door
bomen omzoomd kerkhofje. Dit kerkhof is in het begin van de 20ste
eeuw aangelegd. Een van de eerste ‘bewoners’ was een Amsterdammer.
Kerkhof van Wilhelminaoord |
Volgens de
literatuur is de begraafplaats bij Wilhelminaoord te danken aan de Amsterdammer
Philip Bousquet die in zijn testament bepaalde dat hij de Maatschappij van
Weldadigheid 2.000 gulden zou schenken als men hem in Wilhelminaoord zou
begraven. Verder moesten er in de nabijheid van zijn graf twee vruchtbomen
worden geplant. Met de opbrengst van deze bomen kon men bewijzen dat ook een begraafplaats
voedsel voor de levenden kon voortbrengen, zo stond te lezen in het testament
van Bousquet. Hij stierf op 28 januari 1829. Op 5 februari werd Bousquet op de
begraafplaats in Wilhelminaoord begraven. De zerk
die in 1866 door zijn weduwe op het graf werd geplaatst, is niet meer aanwezig.
Ook van de vruchtbomen is geen spoor meer te bekennen.
Een guitig lammetje |
Via een leuk
achteraf paadje, waarlangs in een weilandje een paar guitige lammetjes
dartelen, wandelen we het kleine dorpje Wilhelminaoord binnen. Het dorp is niet
erg oud maar heeft toch een belangrijke geschiedenis.
Lente: appelbloesem |
Maatschappij van Weldadigheid
In 1817 sprak generaal Johannes van den Bosch over de vestiging van een landbouwkolonie in Noord-Nederland. De kolonie zou een bijdrage moeten leveren aan de oplossing van een probleem dat destijds grote groepen van de bevolking in de greep had: armoede en de daarmee samenhangende verpaupering. Van den Bosch meende dat een groot deel van de behoeftigen in Nederland, voornamelijk uit het gebied wat vandaag de dag ‘randstad’ wordt genoemd, in staat moest worden geacht arbeid te verrichten. Daartoe zou hen een woning en wat grond ter beschikking worden gesteld zodat men kon voorzien in zijn eigen bestaan. Van den Bosch had een militaire carrière gemaakt in Indië en veel geld verdiend met een landgoed nabij Batavia. Hij werkte zijn ideeën voor de Maatschappij verder uit. Al in 1818 werd de Maatschappij van Weldadigheid opgericht en onmiddellijk daarna werd een proefkolonie gestart. De benodigde grond werd aangekocht in de zuidwesthoek van Drenthe. Er werden woningen gebouwd en de kolonie werd zover klaargemaakt dat al in november 1818 de eerste kolonisten ontvangen konden worden. De kolonie bleek een succes en werd al snel uitgebreid met scholen, kerken en andere voorzieningen.
In 1817 sprak generaal Johannes van den Bosch over de vestiging van een landbouwkolonie in Noord-Nederland. De kolonie zou een bijdrage moeten leveren aan de oplossing van een probleem dat destijds grote groepen van de bevolking in de greep had: armoede en de daarmee samenhangende verpaupering. Van den Bosch meende dat een groot deel van de behoeftigen in Nederland, voornamelijk uit het gebied wat vandaag de dag ‘randstad’ wordt genoemd, in staat moest worden geacht arbeid te verrichten. Daartoe zou hen een woning en wat grond ter beschikking worden gesteld zodat men kon voorzien in zijn eigen bestaan. Van den Bosch had een militaire carrière gemaakt in Indië en veel geld verdiend met een landgoed nabij Batavia. Hij werkte zijn ideeën voor de Maatschappij verder uit. Al in 1818 werd de Maatschappij van Weldadigheid opgericht en onmiddellijk daarna werd een proefkolonie gestart. De benodigde grond werd aangekocht in de zuidwesthoek van Drenthe. Er werden woningen gebouwd en de kolonie werd zover klaargemaakt dat al in november 1818 de eerste kolonisten ontvangen konden worden. De kolonie bleek een succes en werd al snel uitgebreid met scholen, kerken en andere voorzieningen.
Kerkje van Wilhelminaoord |
De gele brem staat te flonkeren |
De route is afwisselend. Dan weer wandelen we in het bos, dan over kleine percelen heide en dan weer staan we, na een plotseling afbuiging, weer temidden van groene landerijen. De voorjaarskleuren zijn prachtig en de uitbundig bloeiende brem staat te flonkeren. We spreken onze bewondering uit over de schoonheid van deze streek: "Zo mooi en zo dichtbij".
Op een hekje aan
de oever, van een ter plaatse als “Blauwe Gat” bekend staande meertje, rusten
we even en eten we een broodje. Het is bewolkt en het is nagenoeg windstil. Een
paar duikereendjes zorgen voor wat rimpeltjes in het verder blakstille water.
Even tijd voor wat rust en een broodje |
Na een
kwartiertje stappen we weer op. Iets verderop langs het parcours staan twee
paarden in een zwaar afgerasterd terrein. Ondanks dat de dieren er weldoorvoed
uitzien, vinden ze een handje vers gras niet te versmaden en snoepen gretig van
wat hen van buiten de afrastering wordt aangeboden. We wandelen verder maar
moeten na een tiental meters even halt
houden om op Foekje te wachten.
In de bossen ligt langs de paden veel hout opgestapeld. Het is kort geleden gezaagd en daarom ruikt het fantastisch lekker. De boomstammen zijn gemarkeerd met de letters "BH". Jan denkt te weten waar die letters voor staan: 'Bos Hout'. Een BH en een flinke bos hout voor de deur hebben toch met elkaar te maken.....?
In de bossen ligt langs de paden veel hout opgestapeld. Het is kort geleden gezaagd en daarom ruikt het fantastisch lekker. De boomstammen zijn gemarkeerd met de letters "BH". Jan denkt te weten waar die letters voor staan: 'Bos Hout'. Een BH en een flinke bos hout voor de deur hebben toch met elkaar te maken.....?
Op de schoollaan,
waar iets verderop een oud schooltje van de Maatschappij der Weldadigheid
staat, slaan we rechtsaf en meteen linksaf. Nu komen we in de buurt van punt
waar we onze Friese Woudentocht in maart zijn gestart. We hebben als het ware
een rondje gelopen. We kijken uit naar een bankje waar we onze koffie kunnen
drinken, maar waar we ook speuren; nergens is een ‘moai plakje foar in bakje’.
Jan loopt zelfs nog naar de Schoollaan terug, maar hij keert onverrichter zake
op zijn schreden terug. Precies op de plek waar we op 8 maart ons Friese
Woudenpad zijn begonnen vinden we een hekje wat zich als bankje leent. De
koffie vind gretig aftrek.
Voor ons ligt de
rechte weg naar het dorpje Boijl. Dat is in principe tegen de wind in, maar
omdat het bijna niet waait is het qua temperatuur best te doen. Op het eerste
kruispunt staat een (hoe is het toch mogelijk) een picknickbankje, waar we
enigszins geagiteerd aan voorbij wandelen. We passeren het huis van Nico, een
oud klasgenoot van Foekje, maar een bezoekje aan hem zit er niet in. Zijn auto staat
niet aan huis, dus is hij niet thuis.
Vlak voor Boijl
biedt een rotte biggetjes een alleraardigst schouwspel. De kleine ‘knorries’
spelen met elkaar en rennen als coda van een muziekstuk, van het ene naar de
andere kant van het terrein om bij hun vetgemeste moeder te drinken. De
biggetjes roepen bij ons associaties op met de film ‘Babe’.
We arriveren in
het oude dorpje Boijl, dat voor het eerst op 9 september 1320 in de annalen
wordt genoemd. Het in de 13e eeuw gebouwde kerkje heeft geen toren.
De klokkenstoel dateert uit 1600, maar de klok die erin hangt is gegoten in het
jaar 1339 en draagt de naam ‘Martinus’. De klok is een van de oudste van
Nederland.
Klokkenstoel en kerkje van Boijl |
De plaatselijke
bushalte heeft een overspanning en een picknickbankje. Het is dus tijd voor
thee. Foekje, die een dag eerder vers gebakken eierkoeken heeft gekocht, deelt
uit. De koeken hebben het formaat en het gewicht van een discus. De lezer kent
ze wel; die ronde schotels die tijdens atletiekwedstrijden gedisciplineerd door
het luchtruim worden geslingerd. Het is een hele hap. Na inname oppert Hein dat
hij denkt dat hij voor de rest van de dag geen eten meer hoeft. Dat zullen we
nog zien. Er staan immers asperges op het menu.
De mattenklopper erover
Na de break
wandelen we het dorp aan de noordkant uit. Het landschap wordt opener en het
zandpad ruller. Jan en Hein, die voorop lopen doen, door tijdens het wandelen op een overdreven
manier af te zetten, het fijne zand opwaaien. Tineke, die zich deze voetreis
tot zover redelijk rustig heeft gehouden, maant de twee belhamels daar
onmiddellijk mee te stoppen. “Straks moet ik Hotze uitkloppen”, zegt ze op
enigszins verontruste toon, waarna ze in een heftige binnenpret losbarst; van
het lachen rollen de tranen haar over de wangen. Haar ginnegappen doet ook haar
metgezellen in lachen uitbarsten. En terwijl Tineke, door haar lachstuipen
steeds verder achterop raakt, lopen de anderen langzaam door door het stuivende
zand van de lange rechte landweg.
Aan het einde van
het stuifpad komen we aan in het buurtschap Boekelte: twee boerderijen, 2
campings en een mega stoeterij. Op het terrein van de paardenfokkerij staan
merries met veulens. Deze keer is het de beurt van Foekje om op haar te
wachten. Bij een boerderij staat een uit hout vervaardigd standbeeld van Nelson
Mandela. Het beeld is vervaardigd door kunstenaar Gerrit van Dijk. Mandela
staat in een soort van klein open prieel, zodat hij gelukkig altijd droog
staat. De dames nemen korte tijd plaats op een naast het beeld geplaatst
bankje; even de druk van de benen.
Een leuk vlindertje (Bont Zandoogje) op het zandpad |
Via een mooi
autovrij weggetje, waarvan de bermen begroeid zijn met uitbundig bloeiende
bomen en struiken van velerlei variatie, zetten we onze route voort. Het is nog
maar een paar kilometer tot aan de finishauto. Met het eindpunt in zicht
passeren we een kudde vaarzen van het Friese roodbonte soort. Op het door de
wandelaars aan de kalveren aangeboden gras wordt, tot enige frustratie van de
aanbieders zelf, “geen bek gezet”.
Over de
Bekhofbrug over het riviertje De Linde slaan we rechtsaf het parkeerterrein op,
richting de zacht glimmende zwarte Focus. De bosschage bij parkeerterrein
herbergt een oude schans waarvan de contouren door middel van palen worden
aangegeven. De schans is omstreeks 1598 aangelegd en diende als deel van de
Friese waterlinie, als verdediging tegen de Spanjaarden. Maar het waren
uiteindelijk Duitse troepen die er de meeste problemen mee zouden krijgen. Een
handjevol Friese soldaten wist er in het rampjaar 1673 het leger van Bommen
Berend een halt toe te roepen.
Rond de rivier de
Linde bestond het land in die tijd uit veel moerasgebieden. Bij doorwaadbare
plaatsen werd een verdedigingswerk gebouw, zo ook de Bekhofschans. Na de 80
jarige oorlog raakten de verdedigingswerken van de Friese Waterlinie in verval.
De moerassen werden drooggelegd waardoor er weinig van de linie overbleef.
Met dit stuk
geschiedenis in ons achterhoofd stappen we in de auto en rijden terug naar
Wilhelminaoord. In een poep en een scheet zijn we weer in Grou. Jan heeft
aangeboden deze avond te gaan koken; zoals eerder gememoreerd staan asperges op
het menu. Bij nummer 9 aan de keukentafel genieten we gezamenlijk van het
‘witte goud’. Het is lekker en lang gezellig.