Om kwart
voor acht gaat op het adres It Roer nummer 9 de wekker. Buurman Jan grijpt de
naast zijn bed liggende iPad en kijkt meteen op ‘Buienradar’. Omdat het
gisteren vreselijk slecht weer was en de voorspellingen voor vandaag ook niet
bijster goed zijn, moet vooraf worden bekeken of opstaan op dit, voor een
weekend vroege, tijdstip überhaupt noodzakelijk is. Het valt op dat er twee
buienlijnen zijn, waarvan er zo pas eentje is gepasseerd. De andere buien
worden tussen tien en elf uur verwacht.
Een regenachtig begin van de wandeltocht |
Hondenroute
Net na negen
uur rijden de Fordjes van de oprit aan It Roer. Onderweg naar de finishplaats
van vandaag regent het bij vlagen behoorlijk hard. Als de werkelijkheid straks,
als we starten, maar anders is. Het laatste deel van de etappe van vandaag gaat
door weilanden die, door de overvloedige regen van de afgelopen dagen, wel eens
drassig zouden kunnen zijn. Het is er verboden voor honden. In het routeboek
wordt met een “hondenroute” een verhard alternatief geboden. Misschien moeten
we wel voor die route kiezen. Dan houden we in ieder geval droge voeten.
Omdat we
niet weten welke route het gaat worden parkeren we de finishauto op een plek
die voor beide wandelvarianten accessibel is. We kiezen ervoor om op het
parkeerterrein koffie te drinken omdat we dan in Dokkum, in de woonwijk waar we
straks starten, niet ‘te kijk’ zitten. Als we bij de auto staan en Tineke haar
heerlijke koffie drinken en daarbij haar zelfgebakken boterkoek eten, plenst
het water plotseling uit de lucht. Snel schuilen we onder een trailer van een
vrachtwagen die aan de rand van het terrein geparkeerd staat. We hebben al heel
wat koffie gedronken, maar op deze manier en op een dergelijke plek, nog nooit.
In Dokkum
parkeren we de startauto precies op dezelfde plek als vorige week de finishauto
stond. De omwonenden zullen denken: dezelfde auto, andere kleur. Op het moment
dat de achterklep voor het laatst wordt dichtgegooid valt er een zachte miezelregen
uit een grijze lucht. De waterafstotende hoesjes worden om de rugtassen
geklemd.
We wandelen
een parkje in met een kleine vijver. De iele waterdruppels vormen, als ze het
water van de vijver raken, minuscule rimpelingen op een verder spiegelglad wateroppervlak.
Het regent niet hard genoeg om te moeten schuilen, dus drentelen we door. Een
op een parkeerterrein geparkeerde snackwagen biedt ‘verse patat’ aan. Gelukkig
dat het vers is.
We wandelen
om een groot gebouw heen waarvan het merendeel van de wandelaars niet weet wat
het is, maar aan de voorkant aanbeland, wordt alles duidelijk. Het is de
Bonifatius Kapel. Het is een van gele kloostermoppen opgetrokken bouwwerk naar
ontwerp van architect Hendrik Willem Valk. De bouw is gestart op 5 juni 1935 (Bonifatiusdag)
en twee maanden later kon de kerk al worden ingewijd. De kerk is gewijd aan de
heilige Bonifatius die in het jaar 754 bij Dokkum werd vermoord.
De ingang van de Bonifatius Kapel |
Van oudsher
werd aan de bron geneeskundige werking toegeschreven. Zo haalde de
Bonifatiusbron in 1990 nog de Nederlandse Pers toen een kind, dat in het water van
de bron was gedompeld, van een zware kinkhoest genas.
In 1993 is
de bron door een buizensysteem binnen de omheining van het aangrenzende
Bonifatiuspark gebracht.
Admiraliteitsdagen
De lucht is
als as zo grauw en het begint stevig te regenen. Onder een dikke oude eik
schuilen we. Het duurt maar even of een paar fietsers voegt zich bij ons. Zij
zijn onderweg naar de festiviteiten in de stad. Het is dit weekend ‘ de Admiraliteitsdagen’.
Na de bui wandelen
we de Wâldpoarte over. Dit was vroeger de zuidelijke toegang tot de stad. Het
is er een drukte van belang; fietsers en wandelaars trekken de stad in. De
binnenstad is voor gemotoriseerd verkeer afgesloten. Langs de oever van de
Zuidergracht liggen veel boten aangemeerd.
De dames van
ons gezelschap maken van de nood een deugd en maken gebruik van de sanitaire
voorziening langs het water, die voornamelijk ten behoeve van de varende
toerist is geïnitieerd. Hé, dat lucht op!
Vanaf de stadswal heb je een mooie kijk op de straten van Dokkum |
Een van de vele bruggetjes in de stad |
Belangstellenden bij het statenjacht "Friso". - In moai boatsje Hotze! |
In het Klein
Diep bij de Zijl ligt het statenjacht van Fryslân; de “Friso”.
Een
statenjacht is een vervoermiddel voor leden van de Staten-Generaal. In Fryslân
wordt in 1632 voor het eerst gebruik gemaakt van een statenjacht. Er zijn in
onze provincie 6 statenjachten in gebruik geweest, waarbij er in 1672 bij
Zwartsluis een jacht “Verbrands ende in de Grondt geschoten….”. De commissaris
van de Koningin in Fryslân Binnert van Harinxma thoe Slooten gaf in 1893
opdracht om een nieuw statenjacht (een commissarisboeier) te bouwen. Dit werd
de “Friso”. Deze boeier is na enige omzwervingen, in 1953 aangeschaft om dienst
te doen als statenjacht.
"De Zijl"
We zijn bij
“De Zijl”. Zijl is oud Nederlands voor sluis. Het plein “De Zijl” in Dokkum
bevindt zich dan ook boven de oude sluis in Dokkum. Deze sluis is in de 16e
aangelegd maar in de 18e eeuw werden de zeesluizen verplaatst naar
Dokkumer Nieuwe Zijlen en verloor het zijn betekenis.
Langs het
water gaat het verder. Het Grootdiep ligt vol met oude boten en schepen. Er is
veel te bekijken, reden dat de wandeltocht vandaag niet opschiet. Op de
Hardridersgracht geeft een man in een wetsuit een demonstratie. Hij staat op
een door een waterstraal aangedreven surfbord. De kracht van de waterstraal is
zo groot dat hij soms tot wel meer dan 4 meter boven het water wordt uitgetild.
We blijven even staan kijken naar deze evenwichtskunstenaar. Hij liever dan
wij.
Veel boten en bootjes in het Dokkumer Grootdiep |
En ook hier staat een belangstellende op de kant |
Een groenteschuit en een oude 'opdrukker' liggen voor de brug te wachten tot ze verder kunnen varen |
Als we de
oostelijke toegangsbrug “de Halvemaanspoort” oversteken en de IJsherberg
voorbij lopen verlaten we de drukte van de stad. De geschiedenis van de
IJsherberg begint halverwege de 18de eeuw. Dokkum was niet meer dan een
vestingstadje binnen de Bolwerken. De IJsherberg als boerderij-herberg was een
onderkomen voor vermoeide reizigers. De paarden werden verwisseld in de
“trochreed” en er werd gedronken en gegeten in de gelagkamer. In de winter
leidde een stropad vanaf de Zuider Ee de schaatsers naar een warm heenkomen in
de herberg. Zo is De IJsherberg aan haar naam gekomen.
Als we de bebouwing en begroeiing van de stad achter ons laten, komen we
op de open vlakte van het noord Friese land. Nu ineens wordt het merkbaar hoe
hard het waait. De
schaarse bomen en struiken in dit weidse landschap zwiepen heen en weer.
Gelukkig hebben we de wind schuin achter ons. We wandelen op de Tichelwei, een
oude zeedijk die, toen Dokkum nog een open zeeverbinding had, de omliggende
landerijen tegen extreem hoge waterstanden moest beschermen.
Achter ons
dreigt een bui. We schieten het "Jaagpad" in dat vanaf hier tot aan Dokkumer
Nieuwe Zijlen toe loopt. Dit pad is in 1647 voor de trekvaart aangelegd. Achter
wat bosschages staat een picknickbankje. We zijn het er met zijn allen over
eens dat dit bankje goed zou kunnen dienen om er onze koffie te drinken, een
broodje te eten en de op handen zijnde bui af te schuilen. Zo gezegd zo gedaan.
In onze poncho’s gezeten drinken we de hete koffie en eten we de zelf gesmeerde
broodjes. Het regent een heel klein beetje maar het waait des te meer. De
struiken houden ons uit de wind.
Na dit korte
intermezzo stappen we weer op. Het jaagpad, dat normaliter geasfalteerd is, is
vanwege het feit dat men het asfalt heeft verwijderd, in een zandpad
omgetoverd. De overvloedige regenval van de laatste dagen heeft het zacht
gemaakt zodat we er op sommige plaatsen diep in wegzakken. Gelukkig is de harde
ondergrond al weer snel in zicht. We stampen het zand en modder van onze
schoenen.
It Stienfek
Foekje: "Daar gaan mijn mooie rode schoenen" |
Zoals het hoort; de tamboer-maître loopt in het midden |
Bij de oude
steenfabriek 'It Stienfek' verlaten we voor kort de oever van het Grootdiep. We moeten er als
het ware even omheen lopen. Wat vroeg bekend stond als een mooie nette
steenfabriek is vandaag de dag verworden tot één grote chaos. Het met hoge
hekken omzoomde terrein ligt vol met onderdelen van auto’s en machines en grote
bulten troep die niet identificeerbaar, kwalificeerbaar, laat staan
kwantificeerbaar zijn.
Het is "in dikke bende" op het terrein van de voormalige steenfabriek ..... |
..... en aan deze steiger zou je nog geen boot aan willen meren |
Laat het een
dikke bende zijn, het nodigt wel altijd uit om er foto’s van de maken. Met
enige tijdsvertraging komen we weer op het jaagpad en vervolgen onze weg langs
het Dokkumer Grootdiep.
Deze twee wandelaars vormen de kopgroep |
Een leuk zitje. Hoewel wel koud aan de kont |
Met een
lichtelijk verkleumde kont stappen we op en slaan meteen linksaf het weiland
in. Als we door het klaphek gaan en het weiland in wandelen nemen we definitief
afscheid van het Grootdiep en zetten koers richting het dorp met de naam die
vaak in kruiswoordpuzzels wordt gevraagd: Ee.
Zoals
gebruikelijk is met harde wind, zijn de zeemeeuwen van de kust vandaan en
verblijven in het binnenland. Grote vluchten meeuwen en andere vogelsoorten zweven
door de lucht. In een weiland staat een variëteit aan dieren. Het is niet vaak
dat je schapen, geiten, koeien en paarden in één veld ziet grazen. Een
weilandje verder liggen twee nog maar net geboren kalfjes. Beide moeders staan
er naast en waken over hun nageslacht. Wat is de natuur mooi.
In Ee gaat
de route dwars over de terp. De huizen staan rondom de kerk, slechts een smal
pad scheidt de erven van het kerkhof. Een roodharige poessie waggelt over het
pad en vraagt Foekje haar aandacht. De fototoestellen klikken dat het een lieve
lust is. We banen ons een weg door grote wolken met vliegjes die in de luwte
van de kerk en de huizen schuilen voor de harde wind. Het mag dan nu wel hard
waaien, maar de zon schijnt en de temperatuur is best te doen. Eigenlijk is het
heel aardig wandelweer en hebben we het geluk dat we de wind in de rug hebben.
Aan de rand
van het dorp, bij een pand wat vroeger waarschijnlijk dienst heeft gedaan als
winkel, loeren we even door de etalageruiten naar binnen. In de kleine ruimte
staan allemaal dingen van vroeger geëtaleerd: een oude radio, zeep- en
koffiedozen, een wringer en nog veel meer. “Kijk, zo eentje hadden we thuis
vroeger ook”, klinkt een paar keer.
"Ja sjoch, sa ien hienen wy thús ek...." |
Net voor het
buurtschapje Tibma treffen we, iets uit de wind, een picknickbankje aan. Tijd
voor een pauze dus. Thee en koekjes komen op tafel. Het zicht vanaf deze plek
is enorm. Links en rechts reikt het landschap tot voorbij het oog kan
waarnemen. Tibma, of voor de Friezen onder de lezers: de Tibben, ligt op een
terp uit de 5e tot 7e eeuw. De kleine nederzetting wordt
in de achtste eeuw genoemd als “Tippencheim” en is dan bezit van het klooster
Fulda uit de huidige Duitse deelstaat Hessen.
Bij Tibma scheiden zich de wegen; wij gaan linksaf |
Vanuit Tibma
liep een aantal bestrate voet- of kerkepaden naar het dorp Ee. Deze paden
werden gebruikt om in het dorp boodschappen te doen of er ter kerke te gaan. Hoge
zeeën deden deze paden onderstromen waardoor er een laagje slib werd afgezet.
Bij laagwater moesten de paden dan weer worden schoongeveegd. Waarschijnlijk is
de weg, die we zojuist hebben bewandeld, een geasfalteerd restant ervan. Aan
geschiedenis is wederom geen gebrek. Maar al hoe indrukwekkend de geschiedenis
ook mag zijn, onze finishauto staat op 3 kilometer van hier dus stappen we maar
weer op. We wandelen langs het buurschap en Jan wijst aan waar vroeger Hans
Wiegel een zomerhuisje had.
Nijlânsreed nei Nijlân
Net ten oosten van Tibma slaan we, vlak voor de “âld terp” rechtsaf een onverhard pad in. Dit is de Nijlânsreed die, zoals de naam reeds doet vermoeden, eindigt in het buurtschapje Nijlân. Het van oudsher kerkepad ligt er moeilijk begaanbaar bij. Het gras is hoog en de ondergrond onvlak. We lopen om de boerderij van Hans Kroodsma heen (een broer van Willem) en zetten onze weg over het door het landschap heen slingerende pad voort.
Hoog gras en onvlakke ondergrond |
Voor de goede speurder zijn 2 reeën te ontwaren |
En ook op het laatste deel van de Nijlânsreed staat het gras bijna aan de knieën toe |
De
doorgaande weg naar Lauwersoog steken we recht over en vervolgen de
Nijlânsreed. Het buurtschapje Nijlân ligt tegen de oude Lauwerszeedijk en de
daarachter liggende Engwierumer polder aan. Op de oude dijk grazen paarden.
Vanuit de verte lijkt het of als een van de paarden de vacht van een giraffe
heeft. Slechts de lange nek ontbreekt er aan. Maar als we dichterbij komen zien
we dat de paarden paardendekjes dragen met verschillende prints. Natuurlijk
ontkomen we er niet aan om van deze bijna gedaanteverwisseling een foto te
maken.
Langs de
dijk lopen we in zuidelijke richting naar de auto, die op 300 meter van Nijlân
op het grote parkeerterrein staat. Bij de auto kijken we elkaar aan; de harde
wind en de zon hebben ons blosjes gegeven. De tassen worden in de auto gegooid
en vlot rijden we naar Dokkum terug, waar de rode focus op ons staat te
wachten.
We kunnen
terugkijken op weer een prachtige wandeldag die iets regenachtig begon maar met
een stevige rugwind eindigde.
Klick voor alle foto’s van de wandeling (tot nu toe) op: Wandelburen
Klick voor alle foto’s van de wandeling (tot nu toe) op: Wandelburen